Premier voor alle Nederlanders

Geert Wilders heeft het licht gezien. In de opmaat naar de verkiezingen was deze blijde mare zo ongeveer het enige nieuwtje in een verder oersaaie campagne, die vooral over de inhoud zou moeten gaan. Afgaande op de woorden van het enige PVV-lid had hij het partijprogramma ‘in de ijskast gezet’ om daarmee mogelijk uitgenodigd te worden in een kabinet deel te nemen. Moskeeën sluiten? Van hem hoeft het niet. Koran verbieden? Waarom? Uit de Europese Unie stappen? Om hem hoeft het niet en zo kon hij de hele riedel van zijn partijprogramma wel doorgaan.

Nee, wat Wilders nu wil is ‘Premier van alle Nederlanders’ worden. Vanuit de echoputten van de talkshows klonk applaus op deze nieuwste truc van de politiek illusionist. Toen de verkiezingsuitslag bekend was, waren de politieke koffiedikkijkers het wel eens: Geert was dé nieuwe kandidaat voor het torentje.

Op dat moment besef je dat het niet voor niets is hoe talkshows aan hun naam komen: er wordt wel gepraat, maar luisteren om nog maar te zwijgen van begrijpend luisteren: ho maar.

Om met Wilders ‘alle Nederlanders’ te beginnen, dat zijn wel de Nederlanders die voldoen aan het door Geert bedachte profiel: Nederlanders met een migratieachtergrond, die zijn niet echt, Nederlanders met een dubbele nationaliteit, die tellen niet mee. Over de pechvogels die dachten dat, na voor oorlog of honger gevlucht te zijn, Nederland een veilige plek zou zijn: mis poes. Een kabinet onder Wilders zal ze persoonlijk naar de uitgang begeleiden.

En dan, die kroonjuwelen van zijn eenmanspartij die hij nu in de ijskast heeft gezet? Timmermans en Klaver zeiden het al: Je zet alleen iets in de ijskast als je het later weer wilt gebruiken. Mocht Wilders, wat God verhoede, inderdaad met de koning poseren voor een bordesfoto, dan zal hij nog op weg naar het paleis de inhoud van de ijskast revitaliseren.

Wilders kan ook niet anders, want op het moment dat hij definitief afscheid neemt van zijn xenofobe en racistische partijprogram, dan heeft zijn partij geen reden van bestaan meer. Het enige wat hij dan kan doen is zijn vriend Poetin bellen om te vragen of die voor hem nog een huisje op de taiga heeft, waar hij zijn laatste dagen kan slijten.

Flash back

Het was begin jaren 70. Ik was leerling-journalist in Almelo. Ik werd ook geacht de verslaggeving uit de gemeente Tubbergen te verzorgen. We hadden op 21 december 1971 net de opstand tegen de ruilverkaveling achter de rug, die als de ‘slag om Tubbergen’ de geschiedenis in zou gaan. Die herverkaveling was vooral gunstig voor provincie en gemeente. De boeren werden er geen cent beter van. Het enige wat ze er tegenin konden brengen was het blokkeren van de stemming. Het stemlokaal was ingericht in een landbouwschool. ME-pelotons van de Rijkspolitie moesten voorkomen dat boze boeren te dichtbij kwamen. Dat leek allemaal te lukken tot de boeren hun geheime wapen inzetten. Van over de es kwamen ze aanstormen in hun tractoren met daarachter tot de rand toe gevulde giertanks. Toen zij die opendraaiden richting politie was het pleit snel beslist. In plaats van hun stinkende best te doen kozen de ME’ers het hazenpad. Daarmee leek de rust te zijn teruggekeerd. De werkelijkheid was anders, het wantrouwen tegen de overheid smeulde als een veenbrand verder onder de oppervlak. Daar zou wel eens de diepere oorzaak kunnen liggen voor de 58,8 % van de stemmen in 2023 voor BBB.

Een of twee maand later laaide het vuur weer op. De gemeente kwam met een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied en organiseerde her en der voorlichtingsbijeenkomsten. In eerste instantie leek er weinig mee aan de hand. Het bestemmingsplan was zelfs gunstig voor de boeren. Rondom hun boerderij kregen zij de vrijheid om te bouwen of af te breken wat hun nuttig leek, zolang het maar ten nutte was voor hun bedrijfsvoering.

De boeren zagen dat anders. De wappies en complotdenkers waren nog niet uitgevonden, maar zij hadden haarscherp in de gaten dat dit een slinkse truc van de overheid was om die vermaledijde ruilverkaveling toch binnen te loodsen. De eerste bijeenkomst was in Vasse, een dorp dicht tegen de Duitse grens, in de horecagelegenheid Tante Sien. “Ik zou de camera maar meenemen,” zei mijn chef. “Je weet nooit wat er gaat gebeuren.” En zo trok ik naar Vasse met mijn vertrouwde opschrijfblokje, mijn camera en de flitser, die ik van de fotodienst had gekregen.

Het ging gelijk mis. De voorzitter was nog midden in zijn welkomstwoord of een stel potige jonge boeren bestormden het podium en begonnen daar de kaarten van de muur te scheuren. Binnen de kortste keren was de zaal, normaal voor bruiloften en partijen, veranderd in een slagveld. Er viel dus genoeg te fotograferen… Tot het moment dat een paar boerenjongens mij in de gaten kregen. Met drie man kwamen ze op mij af. Dit loopt niet goed af, schoot door mijn hoofd. Een vluchtweg ontbrak en de vijand kwam steeds dichterbij. Wat te doen? Ik zou er één een soejang met mijn camera kunnen geven, maar daarna zou ik het onderspit delven. Dat was het dus niet. Toen voelde ik het gewicht van de accu van de flitser aan mijn schouder. Het eurekamoment. De flitser in aanslag wachtte ik totdat de voorste van mijn belagers dichtbij was. Op het moment dat we bijna neus aan neus stonden richtte ik de flitser op zijn ogen en drukte af. Flash. Verblind draaide hij zich om en strompelde weg, met zijn maten in zijn kielzog. Opgelucht werkte ik mij naar de uitgang.

QR-code

De grote vrijheid is nabij. De heren De Jonge en Rutte hebben ons beloofd dat wij alle kroegen, concertzalen en musea in mogen als wij daar de Coronacheck-app laten zien met de QR-code. Alleen even de app downloaden, je inenting laten verifiëren en klaar ben je. Een kind kan de was doen. Het klinkt te mooi om waar te zijn. En inderdaad, het is te mooi om waar te zijn. Een groot deel van de zondag bezig geweest om te bewijzen dat ik ben ingeënt. Het is mij niet gelukt.

Het downloaden van de app op de mobiele telefoon viel nog wel mee. De appwinkel voor Android maakt dat niet al te ingewikkeld. Daarna, het bewijzen dat je ingeënt bent, is een stuk lastiger. Dan is de overheid je gesprekspartner. En zoals we sinds de toeslagenaffaire en ander leed weten, de overheid houdt er niet van om met burgers te communiceren.

De eerste vraag is vrij simpel, wat wil je bewijzen? Dat je ingeënt bent, dat je succesvol corona hebt overleefd of dat je met een wattenstaafje je schedelbasis hebt laten doorboren. Kiest u maar. ‘Graag het bewijs van die inenting,’ klik je aan.

Wilt u dat doen via de app van DigiD of via uw identiteitsbewijs? Graag via het identiteitsbewijs. Dit is alleen mogelijk voor identiteitsbewijzen die na 21 maart 2021 zijn uitgereikt. Doodlopend spoor dus. Nog even heen en weer klikken. Het blijkt ook mogelijk te zijn met je rijbewijs of je paspoort. Houdt het paspoort tegen de onderkant van uw telefoon. Schuif het heen en weer tot u contact heeft. Verwijder het hoesje van uw telefoon. Het is niet gelukt. Probeer het overnieuw. Zelfde resultaat.

Een paar levels terugschakelen dus. Gebruik de DigiD-app. Dit werkt het makkelijkst, legt de app uit. DigiD-app downloaden.…. Om dat voor elkaar te krijgen moet ik wel eerst 100 Megabyte aan andere apps verwijderen. Uiteindelijk staat ook dit staaltje van overheidssoftware op mijn telefoon. Ik klik ‘bewijzen via DigiD’ aan. Eerst aanmelden. Vul de cijfercode in, wilt u die via sms ontvangen? Ja, graag via sms. Geen sms dus, wel de voicemail. Om die af te luisteren moet ik Coronacheck verlaten. Via de voicemail hoor ik een duidelijk digitale stem slecht verstaanbaar vijf cijfers doorgeven. Coronacheck opnieuw opgestart, doorklikken tot het punt waar wij elkaar even tevoren hadden verlaten. Chips, DigiD, wil geen vijf maar zes cijfers hebben. Zeker iets misgegaan, opnieuw een cijfercode opvragen. Wachten op de voicemail, dezelfde blikkerige stem leest vijf cijfers voor. Verrek, iets niet goed verstaan? “Indien u het bericht niet goed heeft verstaan, toets een 1 in.” Zo gezegd, zo gedaan. “Dit is een bericht van het ministerie van Volksgezondheid, de verbinding wordt nu verbroken…” De DigiD-chip wil nog steeds zes cijfers hebben. Dit spoor is dus net zo morsdood als de huidige formatie. Met enig zoeken lukt het mij de DigiD-app te verwijderen. Er zijn wel nuttiger apps om mijn megabytes mee te vullen.

Toch nog maar eens met Coronacheck proberen of die nu wel mijn paspoort lust. App opnieuw opgestart. Ik wil graag bewijzen en kies daarvoor…het identiteitsbewijs. Mooi niet dus. Omdat ik een half uur de DigiD-app op mijn telefoon heb gehad, kan ik alleen nog maar via die niet werkende app terecht. Er blijft niet anders over dan ook de Coronacheck te verwijderen. Ik heb het duistere vermoeden dat ik niet de enige ben die door de overheid digitaal in de steek wordt gelaten. Waarschijnlijk is dit ook de reden dat Hugo de Jonge sinds kort een baard heeft: “Ik scheer mij niet voordat ik die QR-code op mijn mobiel heb staan.” De loser, weet hij ook wat het is een burger te zijn.

Mobbing

Pieter Omtzigt heeft de handdoek in de ring gegooid. Een moeilijke beslissing, maar het verstandigste wat hij kon doen. Er komt een moment dat je moet kiezen: vechten (tot de dood erop volgt) of vluchten (met de kans dat je alles toch nog overleeft).

Het is misschien een schrale troost voor hem, maar wat hij de afgelopen jaren heeft meegemaakt heeft een naam: mobbing. De Nederlandse, wat meer eufemistische term is ‘pesten op het werk’ en roept meer een beeld op van wat minder leuke incidenten in de werkomgeving. Het proces van mobbing is veel ernstiger. Dat is wanneer de meute zich gezamenlijk op die ene collega stort, die toevallig wat minder goed ligt binnen de groep.

De Rijksuniversiteit Leiden besteed er op haar website voor medewerkers uitgebreid aandacht aan, niet alleen hoe het gebeurt, maar ook wat er op de achtergrond speelt.

Uit het memo van Omtzigt, wat overigens geen enkel nieuws bevatte, zien we hoe het CDA mobbing geheel volgens het boekje toepast om een te populair kamerlid onschadelijk te maken.

Een belangrijke oorzaak voor mobbing is dat de collega’s het slachtoffer als bedreigend ervaren. Hij of zij is succesvoller en komt vaker positief in de schijnwerpers dan de rest van de club. Bij Omtzigt was het duidelijk dat hij met het toeslagendossier aanzienlijk beter scoorde dan de, verder vrij kleurloze, CDA-fractie in de Tweede Kamer.

Een andere oorzaak is dat er binnen de organisatie sprake is van zwakke leiding. Dat speelde binnen het CDA volop. Het ontbrak aan een duidelijke leider. Pieter Heerma als fractievoorzitter was de zoveelste remake van the Invisible Man. Binnen het kabinet was alleen helder dat Wobke Hoekstra niet dé leider was en Hugo de Jonge evenmin. Daar wordt een partij niet blij van, wanneer niemand de leiders kent en alleen een regionaal kamerlid met een heldere boodschap het gezicht van de partij vormt.

Wanneer enkele miskende genieën op de werkvloer zich dan tegen hun collega keren is dat niet direct de grootste zorg van de partijleiding. “Op die manier komen we makkelijk van dat lastpak af,” is hun redenatie. Niet voor niets is een van de kenmerken van mobbing dat de leiding er niet tegen optreedt en het in veel gevallen ook steunt en stimuleert.

Uit het memo zien we duidelijk de dagelijkse praktijk van mobbing, wat er vaak op neer komt het slachtoffer zo veel mogelijk te isoleren.

Op kantoren geef je zo iemand een kamertje aan het eind van een doodlopende gang, naast de opslagplaats voor toiletrollen.

In een politieke partij laat je iedereen die, op wat voor manier ook, de kant van het slachtoffer kiest een fors aantal plaatsen op de kieslijst duikelen.

Je plant vergaderingen zo dat je bijna zeker bent dat het slachtoffer daar niet bij kan zijn of, ook simpel, je vergeet hem uit te nodigen. Belangrijke besluiten geef je niet aan hem door. Dat heeft twee voordelen:

  • Hij of zij kan zijn werk niet goed doen omdat hij bepaalde kennis niet bezit
  • Je kunt hem of haar erop aanspreken dat hij het besluit negeert.

Je ontmenselijkt het slachtoffer. In de dagelijkse conversatie noem je zijn of haar naam niet meer, je beperkt je tot hem, haar of jeweetwel.

Dit proces kun je nog versterken door, als de gelegenheid zich voordoet, het slachtoffer alleen met grove scheldwoorden aan te duiden. Ui de apps kennen we nu de koosnaampjes voor Omtzigt: Psychopaat, zieke man, teringhond, eikel, gestoord, labiel.

Roddelen of geruchten verspreiden met het doel iemands reputatie te schaden, is ook buitengewoon effectief. Ook daarin heeft het CDA zich niet onbetuigd gelaten.

En degene die het memo van Omtzigt aan de commissie Spies heeft laten lekken aan de Limburger, was zeker niet een van Pieters fans. Waarschijnlijk was het een van de partijbonzen in de commissie Spies, die haarfijn aanvoelde dat hij op die manier Omtzigt het genadeschot gaf.

Hengelose binnenstad, ons Pompeï

De politie is recent in Hengelo een drugsnetwerk op het spoor gekomen onder de plaatselijke elite. De verdenking rees toen er meldingen binnenkwamen over reclameborden langs de toegangswegen die vermoedelijk bedoeld waren om het image van de gemeente op te poetsen, maar vooral opvielen door de hallucinante teksten.

Zo meldt een van de borden ‘De Houtmaat, ons Venetië’ daarmee suggererend dat dit oude kleigat met een muziekkoepel en een zieltogend horeca-etablissement de concurrentie aan zou kunnen met de Italiaanse Dogenstad.

Iets verder staat een bord met de juichende tekst ‘De Waarbeek, ons Disneyland’ om het toerisme in Hengelo te promoten. Wie een van beide attracties wel eens heeft bezocht, weet dat een vlo hier wordt opgeblazen tot een olifant.

De recherche heeft het vermoeden dat de oorzaak van deze euforische reclamecampagne het gevolg is van een brainstormsessie van de Stichting Hengelo Promotie bij een reclamebureau in Amsterdam. Daar zou, om het out of the box-denken te bevorderen, een exotische paddenstoelensnack zijn geserveerd.

Geïmponeerd door de uitzonderlijke stijging van het scheppend vermogen bij de deelnemers, besloot de stichting tot een vervolgsessie in Hengelo. Daarbij moest het opsnuiven van een wit poeder de creativiteit van de deelnemers tot ongekende hoogte opstuwen.

‘Het Burgemeester Jansenplein, onze Ramblas’ en ‘Het Oyfo-techniekmuseum, ons NEMO’ waren de resultaten van deze tweede brainstorm. Het toppertje was ‘De Enschedesestraat, onze Champs Elyssée.’ Nooit geweten dat de corona zo hard had toegeslagen in de Franse hoofdstad. Het treurige Taschepand is dan waarschijnlijk het graf van de onbekende soldaat.

Meest onthutsend is misschien wel dat deze zomercampagne niet een uitschieter is op een moment van opperste meligheid, maar dat Hengelo Promotie denkt een positieve bijdrage te leveren aan de steeds verder achterop rakende stad. In de lokale krant roept Monique Otto van de stichting Hengeloërs op voort te borduren op dit thema en vooral met eigen ideeën te komen. Daar doen wij graag aan mee.

Als bijdrage aan de nooit ophoudende discussie over de invulling van de Markt? ‘De Markt, ons eigen Rode Plein.’

En om de zorg te benadrukken die Hengelo heeft voor het cultureel erfgoed: ‘Museum Hengelo, ons eigen Louvre.’

Tot slot nog een suggestie, als metafoor voor onze bruisende gemeente: ‘De binnenstad, ons eigen Pompeï.’

Krokodillentranen in de Hofvijver

Een ding is zeker, als er iemand rond het Binnenhof is die de afgelopen dagen stevig de ziekte in had, dan was het Kajsa Ollongren wel. Eerst de mededeling dat corona bij haar aanklopte en toen zij zich als een haas naar Amsterdam liet transporteren om daar uit te zieken, was daar dat onhandige geschutter met het boodschappenbriefje van het verkennersduo.

De ANP-fotograaf begreep dat het zijn taak was het nieuws te dienen en niet om een klunzende politica uit de wind te houden. Dus publiceerde hij de foto waarop zonder al te veel moeite te lezen viel hoe ons Annemarie en Kajsa dachten de tweede ronde van de verkenningen in te gaan. Echt verrassend was het niet. Iedereen die wel eens een excursie naar de Tweede Kamer heeft meegemaakt, had dit lijstje op kunnen stellen.

Afgezien van een dwaallicht als Thierry Baudet kan elke politicus binnen en buiten de regering, binnen en buiten de oppositie, uittekenen wat er aan bod komt in de tweede ronde.

De eerste ronde was goed voor het inleveren van de boodschappenbriefjes, gevuld met vrome voornemens uit de partijprogramma’s. In de tweede ronde zou het erom gaan uit te zoeken wie een serieuze kandidaat zou zijn voor de echte formatiegesprekken. Daarvoor is het handig uit te vogelen waarvoor een partij écht staat. Vroeger was dat simpel, de partijnaam verraadde al veel over de identiteit. De Partij van de Arbeid stond voor de arbeiders. In hoeverre dat nog klopt is de vraag want binnen de partijkaders denken ze dat de arbeider, net zo als de Dodo, al jaren is uitgestorven. De Partij voor de Dieren staat natuurlijk voor alles wat aaibaar is, 50+ in de oude berijming komt op voor de ouderen, Lillian Marijnissen en haar SP strijden voor het oude socialisme, op marxistisch-leninistische leest geschoeid. Wat je ziet, is wat krijgt. Dat is mooi overzichtelijk. Problematisch is het rond het midden in het politieke spectrum. De partijen die daar verkeren, afficheren zich graag als Bestuurderspartij. Aanvankelijk was dat nog wat vaagjes, maar de laatste vijftien jaar is dat anders geworden. Toch is het simpel: een bestuurderspartij komt op voor de belangen van, inderdaad…de bestuurders. Bij hen draait het om de vragen hoe krijgen wij de macht en hoe houden wij de macht?

Vanuit dat licht bezien is het lijstje van Annemarie en Kajsa ontwapenend simpel.

Hoe trouw zijn PvdA en Groen Links en SP aan elkaar? Blijft dat triootje elkaar trouw dan wordt dat dus niks.

Hoe staat Wopke Hoekstra in de onderhandelingen? Wil het CDA, als onvervalste bestuurderspartij, in het kabinet? De vraag stellen, is de vraag beantwoorden.

Interessanter is de controlevraag: Is het CDA bereid Pieter Omzigt op te offeren of weg te promoveren? Het is vooral op deze vraag waarop verontwaardigd is gereageerd. “Ons Pieter is een gewaardeerd kamerlid met een kapitaal aan voorkeursstemmen. Die zullen we toch nooit opgeven,” klinkt het vooral vanuit het Christen Democratisch Appel, dat steeds verder af komt te staan van de eerste letters in de partijnaam. Na hem bij eerdere verkiezingen op een onverkiesbare plaats te zetten, heeft de partijtop Omtzigt recent tot twee keer gruwelijk geschoffeerd in de race om het partijleiderschap. Dat doe je niet met iemand waaraan je echt gehecht bent.

De Twentse terriër heeft de laatste jaren laten zien zijn opdracht als volksvertegenwoordiger serieus te nemen en in zijn controle van de macht tot het gaatje te willen gaan. Dat hij daarmee het kabinet opblies, waarin zijn eigen partij meedeed, is hem niet in dank afgenomen. Maar ook Mark Rutte krijgt nachtmerries als hij denkt aan een coalitie met het CDA, waar Omtzigt een vrije jachtvergunning heeft.

Voor de komende regeringsperiode staan nu al twee parlementaire enquêtes op de rol, die naar de toeslagenaffaire en de gaswinning in Groningen. En zit alles helemaal tegen dan komt er nog enquête naar het Nederlandse bombardement op Hawija. In al deze onderzoeken is een treurigstemmende hoofdrol weggelegd voor VVD-politici, al dan niet in een stemmig duetje met een CDA’er. Dan zit je als premier niet te wachten op een Pieter Omtzigt in je vriendenkring.

In dat licht bezien is het niet meer dan logisch dat Rutte de verkenners heeft ingefluisterd: “Informeer eens bij Wopke hoe hij denkt over de mogelijkheid Pieter Omtzigt speciaal gezant te maken in Buiten Mongolië.” Ongetwijfeld heeft hij eraan toegevoegd: “Sigrid Kaag lijkt dit ook wel een geschikte optie.”

Zo doe je dat als bestuurderspartijen. Dat weet de oude coalitie, dat weten de oppositiepartijen en zelfs de nieuwkomers in de Kamer zijn er niet echt verrast door.

Degenen die zich nu opzwepen in heilige verontwaardiging, die plengen vooral heel veel krokodillentranen.

Het proefkonijn

Het was een klein berichtje in de regionale krant. Ziekenhuis zoekt kwetsbare ouderen die mee willen werken aan een onderzoek naar de rol die een tbc-vaccin kan spelen bij de behandeling van corona. Helemaal nieuw was het niet. Al in het begin van de epidemie had ik berichten gelezen dat dit vaccin BCG, genoemd naar de ontwikkelaars Calmette en Guérin, misschien nuttig zou kunnen zijn om de longen weerbaarder te maken tegen de symptomen van corona.

Viel ik even in de prijzen, in 1969 tijdens mijn opleiding als hospik was ik hiermee gevaccineerd. Verder werd het middel in die jaren nog maar weinig toegepast. Hoewel het vaccin al in 1921 is ontwikkeld, zijn de geleerden het tot nu toe niet eens geworden over de effectiviteit. Desondanks leek het de hogere legerleiding nuttig om ons, als aankomend geneeskrachtig krijger, hiermee in te spuiten.

Tot zover de goede herinnering. De andere was dat deze spuit ook wel als ‘De peuk’ bekend stond. Dat was niet voor niets. Een branderig gevoel in je arm, alsof iemand daar een sigaret had uitgedrukt, was nog wel het kleinste ongemak, maar je liep ook kans dat de plek van de injectie uitgroeide tot een etterende zweer. Maar goed, dat was dus allemaal een halve eeuw geleden en nu kon ik daar de vruchten van plukken. De ontberingen van een soldaat zijn niet voor niets geweest.

En toen was er dus dat berichtje: vrijwilligers gezocht. Als ze horen wat je allemaal cadeau krijgt bij die prik dan haakt het gros van de vrijwilligers af, was mijn eerste gedachte. De tweede gedachte, maar het is wel goed dat het onderzoek er komt. In dat geval is het misschien beter dat iemand met ervaring zich meldt. Bij een lodderige blik in de spiegel tijdens het tandpoetsen, had ik die vrijwilliger gevonden.

Op mijn mailtje met de mededeling dat ik mij ter beschikking van de wetenschap stelde, kreeg ik per kerende post antwoord: ja, graag. Even later volgde een telefoontje voor een intake.

Bent u ouder dan 60 jaar? Check, 72 en het wordt elke dag erger.

Heeft u onderliggende kwalen? Check, chronische astma, diabetes type 2 en hoge bloeddruk, u heeft het voor het uitzoeken.

Heeft u gelezen wat de risico’s zijn? Ik ken ze allemaal uit ervaring en ik doe daarom toch mee.

Een paar dagen later mocht ik mij melden in het streekziekenhuis voor de verdere intake.

Voor alle zekerheid werd de telefonische vragenlijst nog een keertje doorgenomen. Het zou niet de laatste zijn. De tweede lijst vertoonde een klein manco. De leverancier van het vaccin is een Deens bedrijf en die had de vragenlijst in het Engels opgesteld. Op zich was dat geen ramp, maar de opstellers waren wel uitgegaan van de Deense omstandigheden. Was ik voor mijn onderliggende kwalen onder controle bij een longarts of een internist? Nee, dus. De huisarts houdt mij in de gaten. Daar hadden de Denen geen rekening mee gehouden. Zonder specialist geen proefkonijn. Gelukkig vonden de dame van de intake en ik een ander plekje waarmee ik het onderzoek binnen gesjoemeld kon worden.

Na nog een rondje verder vragen was het duidelijk, ik was geslaagd voor het examen beginnend proefkonijn en mocht de spuit in ontvangst nemen. Of ik het vaccin kreeg of dat ik in de controlegroep zit, die gefopt is met een spuit fysiologische zoutoplossing, zal de toekomst uitwijzen. Zelf gokte ik op de controlegroep. Wil je een keer heldhaftig zijn, wordt je afgescheept met een hap zout water.

We zijn nu weer een dagje verder, ik heb het idee dat mijn arm wat stijf en pijnlijk is. Dat ziet er dus goed uit voor mijn nooit uitgekomen droom om ooit een keer de held te mogen zijn.

De echte draagvlakslopers vind je bij de overheid

Het was even schrikken, hoewel niet echt verrassend, maar het coronavirus is in alle hevigheid terug. Nadat onze medische kopstukken al enige tijd met nadruk hadden gepreludeerd op strengere maatregelen, kwamen Rutte en De Jonge met het nieuws: we zijn terug bij af, Nederland gaat zo goed als op slot. Horeca dicht, per dag niet meer dan drie mensen op visite, niet met het openbaar vervoer reizen en geen sportwedstrijden, zijn maar een paar van de maatregelen.

Grote vraag: heeft of krijgt dit kabinet voldoende draagvlak voor al die maateregelen? Ik heb er een hard hoofd in. Met hun coronabeleid hebben kabinet en RIVM de afgelopen maanden meer steun verspeeld dan verworven.

In het begin leek het nog aardig te lukken. Met een ‘intelligente’ lockdown, thuiswerken, een taboe op handen schudden en anderhalve meter afstand houden, wisten we de eerste aanval te overleven. Weliswaar was er wat collateral damage in verpleeg- en verzorgingstehuizen omdat het kabinet, op instignatie van het RIVM, besloot dat in die instellingen het personeel geen mondkapjes en andere beschermingsmiddelen mocht hebben. De gevolgen waren al snel te zien, binnen de kortste keren kwam de begrafenisondernemer in de tehuizen vaker langs dan de bakker. Maar omdat patiënten en overledenen in de tehuizen niet getest mochten worden op corona, stierven die allemaal aan een andere ziekte en was er administratief geen vuiltje aan de lucht.

Al doende kreeg het kabinet, met assistentie van een Outbreak Management Team OMT (als het spannend wordt blijkt het Nederlands niet te voldoen), de slag aardig te pakken. Daarbij grossierde het vooral in onbegrijpelijke beslissingen, die met het versoepelen van de maatregelen alleen maar onnavolgbaarder werden. Een belangrijk deel van de uitvoering werd neergelegd bij de veiligheidsregio’s, clubjes van burgemeesters. Eindelijk mochten deze bestuurders van het tweede plan eens de krachtdadige leider zijn, een kans die zij zich niet lieten ontglippen. En zo creëerden zij ieder voor zich hun eigen coronabeleid. In de ene veiligheidsregio mochten mensen niet eens naar hun eigen vakantiewoning, vijf kilometer verderop, in een andere regio was er niets aan de hand. Op de televisie waren beelden te zien van Ali B, die een serenade bracht bij de opgesloten bewoners van een verpleegtehuis. In een andere veiligheidsregio gingen de BOA’s los op een zangduo, dat bij een verzorgingstehuis al zingend probeerde het moreel wat op te vijzelen.

Maar het waren niet alleen de veiligheidsregio’s die een warboel van maatregelen veroorzaakten. Het kabinet liet zich ook niet onbetuigd. Onder de banieren van RIVM en OMT leken zij vooral ten strijde te trekken tegen het gebruik van mondkapjes, om kort daarop te verordonneren dat je zonder zo’n kapje geen trein, tram, bus of metro meer in mocht.

Tegelijkertijd tekende zich binnen het kabinet al snel een profileringsdrang af tussen Mark Rutte en Hugo de Jonge, de Imelda Marcos van het CDA. Beiden voelden haarfijn aan dat bij de verkiezingen in maart 2021 Mr. Coronakiller zomaar tien zetels extra zou kunnen halen. En zo zien we dat met name Hugo de Jonge zich graag presenteert als de Macher, de man die niet aarzelt en besluiten durft te nemen.

Het pijnlijke is dat hij die dadendrang uitvent bij het ziekelijke af, maar dat de feiten hem steeds tegenspreken. Daarmee bewijst hij elke keer het gelijk van Vadertje Cats die ooit dichtte: “Veel beloven, weinig geven doet een gek in vreugde leven.”

Zo voorspelt hij half juni dat Nederland mogelijk eind dit jaar al beschikt over ‘enkele honderdduizenden’ doses van een Brits vaccin dat tegen het coronavirus zou kunnen beschermen. En wat de kenners toen al voorspelden, tekent zich nu haarscherp af. Wanneer we in de loop van 2021 over een vaccin kunnen beschikken, mogen we de Lieve Heer op onze blote knietjes danken.

Een ander stokpaardje van deze schoenenfetisjist: de teststraten van de GGD’s, waarvan hij elke keer beweert dat ze helemaal klaar zijn om iedereen op corona te testen. Tot nu kwam er, na zo’n optimistische boodschap, steeds binnen 24 uur een rectificatie, meestal in de vorm van krantenberichten dat het met de tests een grote janboel is en dat er geen zicht op is dat de testcapaciteit op korte termijn wel op orde komt. We zijn nu een paar maanden verder en één ding is zeker: met het testen blijft het klungelen.

De corona-app, die nu eindelijk operationeel is, illustreert eveneens hoezeer Willem Elschot gelijk had met zijn ‘tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren’. Weliswaar is er met enkele maanden vertraging een werkende app, maar het bijbehorende contactonderzoek wil maar niet van de grond komen.

Toppunt van treurigheid is De Jonges partijgenoot Ferdinand Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid. Deze had zich voorgenomen om samen met Hubert Bruls, het opperhoofd van de veiligheidsregio’s pal te staan voor het evangelie van het handhaven. Zodra zich wat meer mensen richting strand begeven dan op een regenachtige dag, roepen zij hel en verdoemenis. Met schrille stem verklaarde de minister deze mensen tot aso’s om vervolgens op zijn eigen bruiloft zo ongeveer de polonaise in te zetten. Wat volgde was een treurig staaltje vriendjespolitiek en klassenjustitie. Van de Kamer mocht hij blijven zitten en het OM zag geen grond om hem te vervolgen. Pas na een maand besefte het OM dat het daarmee in de rechtszaal bij de behandeling van de zaken tegen eerder gepakte corona-aso’s volledig in het hemd zou staan. De minister kreeg alsnog boete opgelegd, de andere bruiloftsgasten gingen vrijuit. Om te voorkomen dat Grapperhaus een strafblad zou krijgen, werd die boete wel verlaagd tot beneden de € 100.

En dan vragen kabinet, RIVM en Veiligheidsregio’s zich af, hoe het komt dat het draagvlak voor de coronamaatregelen steeds verder afbrokkelt. Het komt blijkbaar niet in ze op dat het vooral de overheid zelf is die met de titel Draagvlaksloper aan de haal gaat. De nieuwe maatregelen zullen daar weinig verandering in brengen, hoewel, er is één lichtpuntje: het mondkapje wordt nu wel verplicht in supermarkten en publieke ruimtes.

De kartelrandjes van de conservenindustrie

De drugsmisdaad daargelaten, is de wereld van de internationale criminaliteit soms toch buitengewoon interessant. Dat geldt vooral voor de economische delicten waar het bedrijfsleven het patent op heeft. Zo is recent in Frankrijk een internationaal opererend Appelmoeskartel opgerold. De bedrijven die er achter zaten hielden de prijzen kunstmatig hoog. Klanten die klaagden over de hoge prijzen werden door alle bedrijven met een identieke smoes afgescheept.

De zaak kwam aan het licht omdat dat Coroos, de Nederlandse partner, de zaak verklikte bij de Franse overheid. Als beloning hoefde het berdrijf geen boete te betalen. Het Nederlandse bedrijf en zijn Frans vriendjes maakten van 2010 tot 2014 prijsafspraken en verdeelden onderling de markt. Samen hadden ze 90% van de Franse appelmoesmarkt in handen, waardoor ze Franse consumenten een forse poot konden uitdraaien.

Om ontdekking te voorkomen, vergaderden de partners in crime in hotels en wegrestaurants. En, net als bij de grote misdaad, hielden ze contact via prepaid mobiele telefoons. Het zou mij niet verbazen dat zij daarbij ook codenamen gebruikten, waarschijnlijk de namen van moesappels. “Goudrenet voor Elstar: Jonathan gaat akkoord met het voorstel.” Waarschijnlijk herkenden zij elkaar doordat zij in de horecagelegenheid demonstratief op een appel stonden te kluiven.

Dat de Nederlanders zijn gaan klikken heeft niets te maken met een moreel besef of een zinloze emotie als berouw. De appelmoeskoker was in september ook al door de Europese Commissie in de kuif gepikt voor kartelactiviteiten. In dat geval ging het om sperziebonen, doperwten en wortels. Dat kartel was van 2000 tot en met 2013 actief. Bonduelle maakte aan de prettige en profijtelijke samenwerking een eind door te gaan klikspanen bij Eurocommissaris Margrethe Vestager. Als beloning voor dit verraad hoefde het bedrijf de boete van 250 miljoen euro niet te betalen. Als je ziet dat Judas destijds met een schamele 30 zilverlingen werd afgescheept, dan heeft de beloning voor verraad wel een sterke groeispurt doorgemaakt.

Omdat Coroos en de Franse Groupe CECAB meewerkten aan het onderzoek werden hun boetes met respectievelijk 25 en 40 procent verlaagd, zodat de Nederlanders er met een boete van 13,6 miljoen euro van afkwamen. Overigens was er ook bij Bonduelle sprake van recidive. Het bedrijf werd in 2014 met twee anderen betrapt bij een kartel voor ingeblikte champignons. Het wachten is op de ontmaskering van een linzen- of een kikkererwtenkartel.

Wie een beter inzicht wil hebben wat de drijfveren zijn deze bedrijven raden we aan een kijkje te nemen op de website van Coroos.

“Wij zijn een Nederlands familiebedrijf sinds 1957. Onze kerncompetentie is het verduurzamen van fruit, groenten en peulvruchten. Van premium- tot huismerk- en basisproducten, in elk segment leveren wij de juiste kwaliteit tegen de beste prijs.”

Dit alles dan wel uit het perspectief van Coroos en niet uit dat van de consument

Bye, bye Jinek

Dat knalde er even in: Eva Jinek verlaat de publieke omroep en kiest voor RTL, een van de commerciëlen. Was dit nieuws of ligt het in de lijn der verwachtingen? Ik denk het laatste. Inhoudelijk hebben we niet al te veel te verwachten van de hosts van de talkshows. Sterker nog, enkel degenen die creatief nagenoeg hersendood zijn kiezen ervoor een talkshow te presenteren. De talkshow is een volledig uitgemelkt concept dat het alleen volhoudt omdat het voor de omroepen zo goedkoop te produceren is.

Als er één genre is waarvoor het adagium ‘geld verzoet de arbeid’ opgaat dan is het wel de talkshow. De invulling is elke dag net zo verrassend als de krant van een week eerder.

Het eerste item pretendeert iets te maken te hebben met de actualiteit. Helaas komt de redactie meestal niet verder dan uit de Rolodex een paar van de vertrouwde wauwelende hoofden op te roepen. Wat het onderwerp ook is, Jort Kelder, Saskia Belleman, Peter R. de Vries en Joost Vullings weten er wel iets over te zeggen.

Het tweede onderwerp gaat meestal over iemand die een boekje heeft geschreven, met een voorstelling het land in gaat of anderszins dringend verlegen zit om enig publiek.

Het derde onderwerp is gereserveerd voor collega’s van de omroep, publiek of commercieel. Wanneer je in de komende week met een nieuw programma op de buis komt, mag je onbekommerd reclame voor je toko maken. De host van dienst, Eva, Jeroen, Beau of Matthijs, laat je leeglopen zonder ook maar één kritische vraag.

Kort en goed, om zo’n programma te presenteren hoef je aan geen enkele kwaliteitseis te voldoen. Het salaris is dus eerder een compensatie voor het voortdurend hoereren van je zelf, dan dat het is gebaseerd op een vergoeding voor bewezen diensten.

En zo hoeven we ons ook niet het hoofd te breken over de motivatie van la Jinek om naar RTL te gaan. Voor de creatieve uitdaging hoeft ze het niet te doen, die had ze ook wel bij de publieken kunnen opzoeken. Blijft over: het geld. Als dat is wat haar beweegt, dan moet ze het vooral doen. Ze geeft daarmee de publieke omroep de ruimte om in de vrijgekomen ruimte iets creatiefs te programmeren, bij voorkeur iets zonder bekende Nederlanders.