Tagarchief: Toeslagenaffaire

Laurentien

Uiteindelijk heeft ze dan de handdoek in de ring gegooid. Jammer, maar misschien wel zo verstandig. De ambtenaren van het ministerie van Financiën kunnen in hun guerrilla tegen de slachtoffers van de toeslagenaffaire een nieuw succesje noteren.

Helemaal onverwacht was het niet. Toen de politiek na eindeloos geneuzel en getreuzel had besloten dat de slachtoffers op zijn minst gecompenseerd moesten worden voor de schade die de bureaucraten hadden aangericht was het alle hens aan dek. Niet om de schade te herstellen maar om te voorkomen dat enige vorm van rechtvaardigheid zou bereikt zou worden. “No passera,” klonk het in de burelen van de fiscus. Vervolgens zien we een vanuit het ministerie van Financiën georkestreerde operatie, om Poetin te parafraseren.

De eerste linie was een medewerking die de grenzen van de obstructie ver overschreed.

Onder het motto ‘dat gaat zomaar niet’ kregen de slachtoffers eindeloze series vragen voor de kiezen. “Heeft u daar een bonnetje van?” “Staat daar iets van op schrift?”  “Als u daar geen akte van de notaris bij heeft, dan kunnen we het niet doen.” Regels zijn regels.” “Het is wel geld van de gemeenschap hè.”

Nadat op deze manier de operatie vakkundig enkele jaren op de lange baan was geschoven, schrok de politiek opnieuw wakker. Op die manier zou de toeslagenaffaire nog jarenlang een tikkende tijdbom zijn onder de fundamenten van bestuurlijk en politiek Nederland.

Een mogelijke oplossing komt vanuit onverwachte hoek. Prinses Laurentien, echtgenote van prins Constantijn en dochter van politicus Laurens Jan Brinkhorst, betreedt het toneel met haar Stichting (Gelijk)waardig Herstel. Deze organisatie heeft voor de ondersteuning van de slachtoffers een aanpak in vier fasen bedacht.

Belangrijk hierbij is fase 2. De slachtoffers kunnen dan hun verhaal doen bij een professioneel schrijver, die het relaas dan onder woorden brengt. In de volgende fase rekent een onafhankelijk schadeanalist uit wat de schade is. Ben je het hier mee eens dan teken je in de laatste fase een zogeheten collectieve vaststellingsovereenkomst. Dat is een hele mond vol maar in de afwikkeling van schades is dat een gebruikelijke methode. Met die overeenkomst zeg je van beide kanten: “Dit was het dan, zand erover en we gaan verder met ons leven.” Je kunt daarna dus niet nog een procedure beginnen.

Op papier leek dat heel mooi, maar de praktijk bleek anders. “Dat gaat veel te veel geld kosten,” jeremieerden de ambtenaren, die vervolgens via de hun bekende kanalen enkele niet zo snuggere Kamerleden ophitsten om er vragen over te stellen. Vooral de suggestie dat die toeslagenouders hiermee Vadertje Staat voor enorme bedragen zouden kunnen oplichten deed het goed. Het blijven uiteindelijk uitkeringstrekkers hé.

De gevolgen lieten niet lang op zich wachten. De ‘methode Laurentien’ moest toch maar even pas op de plaats maken. Bijzonder slim was om de naam Laurentien op het werk van de stichting te plakken. Daarmee werd het een speeltje van een dame uit de betere kringen, met als bijkomend voordeel dat de ambtenaren niet langer op de bal maar op de man (in dit geval de vrouw) konden spelen.

De politieke leiding trapte keurig netjes in deze ambtelijke complottheorie. De stichting moest verder met een hand op de rug gebonden en met een muilkorf om.

Daarmee was het voor fiscale ambtenarij tijd het slotoffensief in te zetten: operatie Kill Laurentien. Er kwamen wat anonieme klachten dat de prinses zich onheus zou hebben gedragen tegen deze brave Dorknopers. Het was zelfs grensoverschrijdend gedrag. Welke grens werd overschreden en op welke manier werd er niet bij verteld.

Zelf heb ik het vermoeden dat de prinses op enig moment zo’n staatsklerk heeft toegebeten dat hij moest ophouden met chicaneren en aan het werk moest gaan. Ja, dat komt hard aan bij een club die van de burger geen enkele tegenspraak duldt.

De dames en heren van de belastingdienst kunnen tevreden zijn: prinses Laurentien heeft de koninklijke weg bewandeld. Nu de stichting nog even lozen en ze kunnen ongestoord verder gaan met het treiteren van de toeslagenouders.

Mobbing

Pieter Omtzigt heeft de handdoek in de ring gegooid. Een moeilijke beslissing, maar het verstandigste wat hij kon doen. Er komt een moment dat je moet kiezen: vechten (tot de dood erop volgt) of vluchten (met de kans dat je alles toch nog overleeft).

Het is misschien een schrale troost voor hem, maar wat hij de afgelopen jaren heeft meegemaakt heeft een naam: mobbing. De Nederlandse, wat meer eufemistische term is ‘pesten op het werk’ en roept meer een beeld op van wat minder leuke incidenten in de werkomgeving. Het proces van mobbing is veel ernstiger. Dat is wanneer de meute zich gezamenlijk op die ene collega stort, die toevallig wat minder goed ligt binnen de groep.

De Rijksuniversiteit Leiden besteed er op haar website voor medewerkers uitgebreid aandacht aan, niet alleen hoe het gebeurt, maar ook wat er op de achtergrond speelt.

Uit het memo van Omtzigt, wat overigens geen enkel nieuws bevatte, zien we hoe het CDA mobbing geheel volgens het boekje toepast om een te populair kamerlid onschadelijk te maken.

Een belangrijke oorzaak voor mobbing is dat de collega’s het slachtoffer als bedreigend ervaren. Hij of zij is succesvoller en komt vaker positief in de schijnwerpers dan de rest van de club. Bij Omtzigt was het duidelijk dat hij met het toeslagendossier aanzienlijk beter scoorde dan de, verder vrij kleurloze, CDA-fractie in de Tweede Kamer.

Een andere oorzaak is dat er binnen de organisatie sprake is van zwakke leiding. Dat speelde binnen het CDA volop. Het ontbrak aan een duidelijke leider. Pieter Heerma als fractievoorzitter was de zoveelste remake van the Invisible Man. Binnen het kabinet was alleen helder dat Wobke Hoekstra niet dé leider was en Hugo de Jonge evenmin. Daar wordt een partij niet blij van, wanneer niemand de leiders kent en alleen een regionaal kamerlid met een heldere boodschap het gezicht van de partij vormt.

Wanneer enkele miskende genieën op de werkvloer zich dan tegen hun collega keren is dat niet direct de grootste zorg van de partijleiding. “Op die manier komen we makkelijk van dat lastpak af,” is hun redenatie. Niet voor niets is een van de kenmerken van mobbing dat de leiding er niet tegen optreedt en het in veel gevallen ook steunt en stimuleert.

Uit het memo zien we duidelijk de dagelijkse praktijk van mobbing, wat er vaak op neer komt het slachtoffer zo veel mogelijk te isoleren.

Op kantoren geef je zo iemand een kamertje aan het eind van een doodlopende gang, naast de opslagplaats voor toiletrollen.

In een politieke partij laat je iedereen die, op wat voor manier ook, de kant van het slachtoffer kiest een fors aantal plaatsen op de kieslijst duikelen.

Je plant vergaderingen zo dat je bijna zeker bent dat het slachtoffer daar niet bij kan zijn of, ook simpel, je vergeet hem uit te nodigen. Belangrijke besluiten geef je niet aan hem door. Dat heeft twee voordelen:

  • Hij of zij kan zijn werk niet goed doen omdat hij bepaalde kennis niet bezit
  • Je kunt hem of haar erop aanspreken dat hij het besluit negeert.

Je ontmenselijkt het slachtoffer. In de dagelijkse conversatie noem je zijn of haar naam niet meer, je beperkt je tot hem, haar of jeweetwel.

Dit proces kun je nog versterken door, als de gelegenheid zich voordoet, het slachtoffer alleen met grove scheldwoorden aan te duiden. Ui de apps kennen we nu de koosnaampjes voor Omtzigt: Psychopaat, zieke man, teringhond, eikel, gestoord, labiel.

Roddelen of geruchten verspreiden met het doel iemands reputatie te schaden, is ook buitengewoon effectief. Ook daarin heeft het CDA zich niet onbetuigd gelaten.

En degene die het memo van Omtzigt aan de commissie Spies heeft laten lekken aan de Limburger, was zeker niet een van Pieters fans. Waarschijnlijk was het een van de partijbonzen in de commissie Spies, die haarfijn aanvoelde dat hij op die manier Omtzigt het genadeschot gaf.