Categoriearchief: Columns

Politieke flessentrekkerij

Dat was even schrikken voor het kabinet. Het CPB had alle mooie plannetjes uit het ontwerp klimaatakkoord doorgerekend. De uitkomst, wat iedereen behalve het kabinet wist, de burger zou fors moeten schokken en de klimaatdoelen zouden niet worden gehaald. Dat kun je niet hebben een paar dagen voordat iedereen naar de stembus gaat. Die verkiezingen gaan officieel over de Provinciale Staten maar wat de kiezer echt enthousiast maakt is, dat je indirect voor de Eerste Kamer stemt. Krijg je zo maar de gelegenheid Rutte een stevig spaak in het wiel te steken. Daar wordt onze premier niet blij van.

Het moment dus voor forse noodmaatregelen. Samen met zijn maatje Wiebes belegde hij een persconferentie waar hij het kiezersvolk gouden bergen ging beloven. Had Klaas Dijkhof een paar weken eerder met veel aplomb verkondigt dat hij het klimaatakkoord alleen postuum zou meemaken, nu had Rutte en met hem het totale kabinet opeens het licht gezien. De burger kreeg forse korting op de energierekening, het bedrijfsleven zou een CO2-taks voor de kiezen krijgen, sluiten van kolencentrales was opeens ook  bespreekbaar. Zo groen had de premier nog nooit uit zijn ogen gekeken en hij was niet eens zeeziek.

Er was alleen een heel klein, pietepeuterig maar aan het hele verhaal. Hoe het er allemaal uit zou komen te zien dat wist de premier niet. “Daar moeten we het nog een keer over hebben, op zijn vroegst rond de zomer.”  Voor de snelle rekenaar, dat is riant na de verkiezingen en ongeveer in de periode dat Pinksteren en Pasen op één dag vallen.

Politieke flessentrekkerij dus. Tegen die tijd heeft het kabinet dat niet zo gezegd, met voortschrijdend inzicht is het toch wat anders en zo verder en zo voort.

Wat dat betreft is er in de politiek niets nieuws onder de zon. “Veel beloven, weinig geven, doet een gek in vreugde leven,” schreef Vadertje Cats al.

BN’ers als duizend dingendoekje

In eindeloze rijen marcheren zij over ons tv-scherm, de bekende Nederlanders. Geen programmasoort ontsnapt eraan. Treurig dieptepunt was Nieuwsuur op donderdag 7 maart, waar Adriaan van Dis door het Tropenmuseum mocht dolen om uit te leggen dat alle etnische kunst, koppensnellerstrofeeën en andere rariteiten retour afzender moeten. Wat Van Dis’ relatie was tot het onderwerp, dat bleef volstrekt onduidelijk. Mogelijk was het dat Van Dis’ wieg in koloniale tijden in óns Nederlandsch Indië heeft gestaan. Was hij daarmee zelf ook een voorbeeld van imperialistische roofkunst? Had hij hierdoor een diepe emotionele band met de Dajak-embryo op sterk water die in het depot van het museum staat te verpieteren? En ook al was Adriaan in een grijs verleden journalist, een journalistiek argument voor zijn optreden op deze plaats zou ik zo niet kunnen bedenken.

Het akelig vermoeden bekruipt mij dat iemand op de redactie van Nieuwsuur tot de ontdekking kwam dat alle voor dit onderwerp dienstdoende museumdirecteuren al door andere programma’s waren gekaapt. Gerri Eickhoff die meestal met dit soort klusjes wordt opgezadeld lag met griep in bed en wat blijft er dan over? Iemand met roots in het koloniaal verleden was te riskant. Voor je weet beginnen ze weer te ouwememmen over Zwarte Piet. Dat kun je niet hebben. Inderdaad, in zo’n geval zetten we de joker in: de BEKENDE NEDERLANDER als duizend dingendoekje. Dit keer waren de selectiecriteria beschaafd, prettig ogend, erudiete uitstraling en met een prettige stem. Sander Schimmelpenninck viel af wegens gebrek aan anciënniteit, Herman Pley was ook al met Rembrandt ingezet en zo bleef uiteindelijk Adriaan van Dis over. De uitzending was gered.

Uitgespeeld

Het ziet er naar uit dat Intertoys de weg gaat van alle Blokkerketens: het faillissement. Laat ik eerlijk zijn, ik kan er niet om treuren. Sterker nog, het lijkt mij een uitstekende ontwikkeling. Er komt nu weer ruimte op de markt voor speelgoedwinkels, waar ze echt van speelgoed houden en van kinderen. Dat is namelijk de grote makke bij al die Blokkerdochters, het personeel wordt geselecteerd op kassavaardigheid en niet op vakkennis of affiniteit met het winkelassortiment. Het sneue is dat bij al die winkels, of het nu Blokker is, Intertoys of Xenos, die zelfkennis volkomen ontbreekt. Bij dit soort winkels kom je niet voor je plezier maar alleen omdat je een bepaald product nodig hebt, wat zij mogelijk kunnen leveren.

“De kerstaanbiedingen van Aldi en het Kruidvat, die hebben ons genekt,” jammert topman Roland Armbruster, die de laatste tijd aan het roer stond van dit zinkende schip. Het is hetzelfde armetierige gejeremieer van scholieren die altijd zijn blijven zitten op één onvoldoende of 0,2 punt. Kletskoek, als je grossiert in onvoldoendes en magere zesjes, dan wordt het niet wat.

Wanneer je als speelgoedzaak niet meer te bieden hebt dan allerlei actiefiguurtjes uit series die op dat moment populair zijn op de tv, dan weet je dat je toegevoegde waarde nul als bovengrens heeft. Dan drukt elke keten met een beetje slimme afdeling inkoop je uit de markt. Rommel goedkoop inkopen en dan met een beetje winst in het winkelrek zetten daarmee onderscheid je je niet echt in de markt.

Het is zo simpel, als je succes wilt hebben, moet je zorgen dat je beter bent dan de concurrent. De klant moet er plezier in hebben om zaken met je te doen. Als je aan die basisvoorwaarden niet kunt of wilt voldoen, dan kun je de tent maar beter sluiten. Dat schijnen ze nu bij Intertoys eindelijk begrepen te hebben. Je zou dat een positieve ontwikkeling kunnen noemen. En wie wel iets ziet in een speelgoedwinkel, het graf van Intertoys is een enorm gat in de markt. Er zijn weer kansen voor Speelgoedpaleizen en Kinderparadijzen.

Keteltje

Vandaag een nieuw theeketeltje gekocht voor in de camper. Of nieuw… Het was een exemplaar van de kringloop voor het riante bedrag van € 2,50. Het oude keteltje was niet meer. Tijdens onze voorjaarsvakantie in Denemarken ontdekten we dat er maar weinig thee in het keteltje zat en wel veel water op het gasstel. Er bleek een miniem gaat je in de bodem te zitten. Net voor de vakantie had mijn echtgenote het keteltje nog eens goed uitgeschrobd. Oude vieze vrouwen moet je niet wassen, zegt het spreekwoord. Theeketeltjes vallen daar dus ook onder.

Vanwaar zo’n uitgebreid in memoriam voor een kampeerpannetje? Het was een van de eerste kampeerspullen die wij kochten bij ons trouwen. Slaapzakken hadden we al, die hadden we gekocht in plaats van v erlovingsringen. Wanneer zo’n keteltje het na 46 jaar trouwe dienst begeeft, dan is dat toch een moment van weemoed. Je denkt even terug aan de avonturen die je samen hebt beleefd. Het is dat mijn schoonmoeder niet meer leeft, anders had zij warme herinneringen aan het apparaat gehad.  Zij kon slecht tegen kou en wij gingen vaak in het voor- of naseizoen kamperen, en dan ook nog eens in Scandinavië. Dat was dus soms afzien, vooral ’s morgens. Om het draaglijk voor haar te maken (zij ging met ons mee tot haar 82ste) gebruikte zij het keteltje dan als stoofje om de voeten te warmen. Bekeken vanuit ons perspectief en dat van het keteltje, gebruikten wij mijn schoonmoeder dus als theemuts, al dat klinkt niet zo sympathiek.

Maar goed, terug naar het rampzalig moment dat ons keteltje het begaf. DE eerste optie was: achterlaten in Denemarken. Dat ging mij toch wat aan het hart. En dus hebben wij het meegenomen naar Nederland om het thuis bij het verpakkingsafval te stoppen, als een alternatieve begrafenis. Het aluminium wordt gesorteerd en misschien herrijst ons keteltje strak als een feniks uit zijn as en begint als een hernieuwd en glimmend keteltje aan een volgende 46 jaar.

Thuis hadden we nog een kleiner exemplaar op reserve staan, maar dat komt zoonlief dit weekeinde ophalen om mee op vakantie te nemen. Er zat dus niet anders op dan op jacht te gaan naar een nieuw keteltje. Probleem is alleen dat deze modellen, net als hun gebruikers, een tikje passé zijn. In dit geval waarschijnlijk omdat die keteltjesvan aluminium zijn. Amerikaans onderzoek heeft uitgewezen dat aluminium mogelijk alzheimer veroorzaakt. Daar moet je dan weliswaar per dag een paar keteltjes voor consumeren maar toch… Voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast en zo zie je tegenwoordig meestal roestvrijstalen exemplaren, vaak met het model van een fluitketel.

Conservatief als ik ben, vind ik een fluitketel geen theeketel en vice versa. Vandaar mijn tocht naar ’t Goed, waar ze inderdaad een broertje van ons keteltje hadden. Kortom een sprookjesachtig einde. We hopen dat we samen nog lang en gelukkig zullen leven.

 

Voorwaarts kameraden

Politiek blijft een boeiend bedrijf. Hoewel boeiend, verbazingwekkend is misschien meer het woord. Het is soms onnavolgbaar wat de dames en de heren van hun partijpolitieke leven weten te maken. Wat ze de ene dag uitventen als de grootste deugd blijkt kort daarom toch niet geheel voor de spreker of spreekster te gelden. Geen partij ontsnapt aan deze flexethiek. Meest recente voorbeeld: de afwisseling van de wacht bij de Socialistische Partij. Emiel Roemer mag een kwartaal voor de gemeenteraadsverkiezingen zijn opvolger als partij- en fractieleider aankondigen: Lillian Marijnissen, jawel de dochter van….

Echt verrassend was het natuurlijk niet. Toen meisje Marijnissen bij de Kamerverkiezingen vanuit niets op de derde plaats kwam van de SP-lijst was al helder dat Roemer zijn toekomst binnen de partij achter zich had. Voor de vorm ontkenden de hogere echelons binnen de partij dit scenario natuurlijk, maar dat was net zo geloofwaardig als het bestuur van een voetbalclub dat na negen verloren wedstrijden beweert volledig achter de trainer te staan.

Dat ze Roemer nog een half jaar na de verkiezingen hebben gegund heeft waarschijnlijk ook meer met tactiek te maken dan met fatsoen. Hem direct wegsturen had de partij geen goed gedaan. De op stalinistische leest geschoeide verkiezing van de nieuwe partijvoorzitter had al voldoende schade aangericht bij de buitenwacht.

Maar met de formatie achter de rug en het kerstreces in het vooruitzicht was een mooi luw moment om een kleine zuivering in gang te zetten. Roemer is namelijk niet de enige die nu opeens zijn karwei klaar blijkt te hebben en graag plaats wil maken voor een volgende generatie. Die volgende generatie zal dan verdacht veel lijken op de gestaalde kaders van vijftien jaar terug. De eerste gemeenteraadsleden hebben al te horen gekregen dat een nieuwe ambtsperiode er niet in zit. Daarbij is dan vaak het argument dat zij te weinig de straat op zijn gegaan. Dat SP’ers zich bijvoorbeeld uitstekende wethouders hebben betoond zal ze eerder verdacht maken.

De eerste woorden van mevrouw Marijnissen waren ook niet veel belovend. Samenwerking met andere partijen ter linker zijde? Mwuh, als het echt niet anders kan dan moet het maar, maar liever niet, dat was de tendens. Nee, het is wel helder. De lijn Roemer die zich richtte op mee besturen om zodoende meer voor de achterban te bereiken is verleden tijd. Onder dochter Marijnissen kiest de SP weer voor de authentiek marxistisch-leninistische koers, zoals haar vader en zijn kompanen die ooit hebben uitgezet. Naast Noord-Korea is Nederland dan nog de enige plek op aarde waar het  democratisch centralisme nog tot de laatste snik gekoesterd wordt.

Wilhelmus

Al sinds 23 juni zijn vier partijen aan het onderhandelen over een nieuw kabinet. Nog voor het begon lieten ze weten er weinig heil in te zien, maar ja als het landbelang hen riep, ja dan…Inmiddels hebben we 15 augustus achter de rug, maar een kabinet is er nog niet. Of het er met deze heren ooit zal komen is een open vraag. Ze zijn tenminste niet zover dat ze de natie laten delen in de al dan niet bereikte resultaten. Toch is bij minstens een van de onderhandelende partijen het idee doorgedrongen dat de oorverdovende stilte een tikkie gênant is geworden.  Via een lek heeft Nederland mogen horen dat er al een paar resultaten, of aanzetten tot resultaten, zijn geboekt. Zo hebben de zeven heren en één dame iets bedacht voor de zogeheten medisch-ethische strijdpunten. Voor het dossier ‘voltooid leven’ hebben ze gekozen voor het collectief wegkijken: het kabinet gaat daar niets in doen. Voor een ander dossier, het meerouderschap, hanteren zij de beproefde methode van het op de lange baan schuiven. Er moet eerst maar eens een onderzoek naar komen. Dat er net een uitgebreid onderzoek is geweest met heldere conclusies vergeten ze voor het gemak even. Maar goed dat zijn dus de resultaten van weken lang onderhandelen, een laf compromis dat iedereen op 23 juni al op een bierviltje had kunnen uittekenen.

Nauwelijks bekomen van dit breaking news sijpelde uit het lek het volgende resultaat: het Wilhelmus moet vast onderdeel worden van het onderwijspakket. Leerlingen zouden meer moeten leren over de tekst, de betekenis en de melodie van het volkslied. Een cabaretier had deze zotsklap niet kunnen verzinnen.

De tekst van het Wilhelmus, een nogal krakkemikkig eerbetoon aan een zestiende-eeuwse krijgsheer die in opstand was gekomen tegen zijn broodheer. Daarbij ging het niet om vrijheid, maar om een vorst, die de staat wilde moderniseren, onder meer door de macht van de adel in te perken. Vandaar die ongerijmdheden over de ‘koning van Hispaniën,’ die hij altijd trouw gediend zou hebben.

De melodie, een tijdens de Nederlandse opstand populaire soldatendeun. De tekst die bij die deun hoorde, was waarschijnlijk iets in de stijl van het lied dat wij als hospik in opleiding zongen wanneer wij ’s avonds Amersfoort in trokken. “Wij zijn de jongens van het OCMGD en we willen naaaaien…”

En de betekenis dan? Het Wilhelmus is nooit een volkslied geweest. Koningin Wilhelmina heeft het in 1932 doorgedrukt als vervanger van het bombastische “Wien Neêrlandsch bloed door d’aderen vloeit, Van vreemde smetten vrij, Wiens hart voor land en koning gloeit, …”

Volgens Sybrand Buma van het CDA zijn de lessen over het Wilhelmus, hét middel om jongeren bewust te maken van normen en waarden. Als het aan hem ligt beginnen de scholen elke lesdag met het klassikaal zingen van het volkslied. Staand natuurlijk. Met een hand op het hart zou het nog mooier zijn.

Dat je na maanden succesloos marchanderen en palaveren toch met iets naar buiten wilt komen is nog een keer te begrijpen. Maar waarom dan met deze flauwekul, die je dan op het bordje schuift van het onderwijs dat al stapel mesjogge is van alle verzinsels uit ministerie en Tweede Kamer?

Het enige wat deze lekken aantonen is dat deze onderhandelaars óf geen flauw idee hebben waar het land op zit te wachten, óf dat ze de moed en de hersens niet hebben om wel tot iets van een regering te komen.

In beide gevallen lijken nieuwe verkiezingen mij te verkiezen boven doormodderen met deze clowns.

Im Westen nichts Neues

Hoe gaat het toch in Den Haag. Normaal gesproken kan ik mij er niet zo druk over maken. De stukjes kamerdebat die via de nieuwsuitzendingen  tot mij komen horen normaal gesproken niet tot mijn favoriete kijkvoer. Sterker nog, wanneer de heren en dames kamerleden, niet gehinderd door enige creativiteit, hun vaste riedeltjes afgeven gaat bij mij het geluid uit. Maar nu is het anders, nu zijn ze bezig om een nieuw kabinet in elkaar te timmeren. Tenminste, dat was een tijdje geleden het nieuws.  Sinds die tijd is het stil, angstaanjagend stil. Dat bevalt mij niet.

Het enthousiasme waarmee de heren partijleiders aan het karwei zijn begonnen is evenmin vertrouwenwekkend. Buma, Klaver en Rutte verklaarden bij toerbeurt voor de camera’s dat de verschillen te groot waren en dat ze voor het  resultaat nog niet eens een stoeprand garantie durfden af te geven. Alleen Pechtold probeerde  er nog een beetje de moed in te houden, maar ook dat hield niet over.

En nu zitten de heren, bijgestaan door hun secondanten, onder leiding van mevrouw Schippers uit te vogelen wat hen zoal bindt. Een mediator bij een vechtscheiding heeft  het waarschijnlijk makkelijker. Dat zij bij voorbaat heeft gezegd dat zij, zodra het karwei geklaard is, het Haagse de rug toekeert, maakt alles er niet beter op. In elk geval heeft zij, gesteld dat er met deze partijen een kabinet komt, geen zin binnen de beoogde constellatie aan het werk te gaan.

Dat is dan nog het meest optimistische scenario, er komt een links-centrum-rechts kabinet. Meest realistische scenario, de heren zijn niet bereid zoveel water in hun wijn te doen dat zij het  eens worden. In dat geval krijgen we eerst nog wat gezwartepiet en vervolgens komt er een kabinet met de calvinistische taliban als volwaardig lid of op zijn minst als gedoogpartner. Waar dat toe leidt, hebben we al jaren bij de Israëlische kabinetten gezien. Dan blijft er maar één verzuchting over: God helpe je de brug over.

Wahl macht Qual

Geboren als democraat in hart en nieren, bekruipt mij elke vier jaar het gevoel dat er toch wat valt te zeggen voor een tweepartijenstelsel. De verkiezingstijd is niet mijn meest favoriete jaargetijde. Het komt misschien wel door de Nederlandse folklore die coalitievorming heet. Wat je ook stemt, je weet niet wat je krijgt. Ben je na vergelijking van de diverse onleesbare verkiezingsprogramma’s tot een, in jouw ogen verantwoorde keus gekomen, zodra je in het stemhokje je favoriete vakje hebt roodgekleurd ben je elke controle kwijt.

Wat de diverse partijen ook uitdragen aan idealen, harde eisen en wat dies meer zij, dat is allemaal vergeten op het moment dat de stoelendans om het regeringspluche begint. Met de wildgroei in partijen, partijtjes en zelfhulpgroepen voor politiek malloten, is het alleen maar onoverzichtelijker geworden. Eén ding is zeker, in de onderhandelingen speelt landsbelang of kiezersbelang geen enkele rol. Eigen belang en machtsgeilheid zijn de enige factoren die tellen.

Wat dat betreft is het misschien nog het verstandigst je stem te gunnen aan één van die splinters van politiek gestoorden. Je weet dat je je stem verkloot hebt maar je hebt ook de zekerheid dat je niet hebt meegewerkt aan de zoveelste onwenselijke coalitie.

Zen en de kunst van het bed opmaken

Het verdwijnen van de dienstplicht in Nederland is een groot gemis. Velen zullen het daar niet mee eens zijn, maar die hebben waarschijnlijk nooit verplicht in legergroen of luchtmacht blauw rond gelopen. Daarmee hebben zij een interessante leerschool gemist.

De belangrijkste taak van de dienstplichtige krijgsmacht was het tegenhouden van de Sovjetunie, een taak die deze amateurstrijders met succes hebben volbracht. Om die verantwoordelijke taak op de juiste manier te vervullen kreeg je een korte maar effectieve beroepsopleiding. En zo leerde je tal van zaken, waarvan je in veel gevallen het nut niet van inzag. Sterker nog, veel van die zaken mocht je buiten kazerne of slagveld helemaal niet toepassen zoals het bajonetteren van een tegenstander.

Als hospik had ik daar overigens weinig mee van doen. Wij werden geacht alles te leren van het in goede banen leiden van de verschillende militaire bedrijfsongevallen. Zo heeft een adjudant en Korea-veteraan ons in een ochtend alles geleerd over het inrichten van een massagraf. Een andere keer kregen wij bij het OCMGD (Opleidingscentrum voor de militair geneeskundige dienst)  een college over het opmaken van een bed. Dit moest gebeuren volgens de zogeheten envelop-methode. Tegenwoordig krijg je in het bedrijfsleven zo’n dwangmodel onder het etiket ‘best practise’ voorgeschoteld. Toen was het voldoende dat het in het Handboek voor de geneeskundig soldaat stond uitgelegd.

Belangrijke aandachtspunten waren de goede en de verkeerde kant van het laken, de greep om het voeteneinde als afsluiting wat los te trekken en het vouwen van de verschillende soorten textiel zodat zij keurige hoeken van 45 of 90 graden maakten.

Leergierig als wij waren vroegen wij de sergeant-instructeur wat de belangrijke pluspunten van deze methode waren, vergeleken de methode JBF (Jan Boerenfluitjes) of Heijermans (Op hoop van zegen). Ging het beddengoed langer mee, lag de patiënt prettiger of was het efficiënter zodat wij in een zelfde tijd meer bedden op konden maken? Graag zouden wij het weten, al was het maar om onze moeder wat huishoudelijke bijscholing te geven.

Het antwoord was onthutsend in al zijn eenvoud. “Het maakt allemaal geen moer uit,” verklaarde onze goeroe, de sergeant-instructeur. “Het enige voordeel is dat wij zo kunnen controleren of jullie het bed volgens de regels hebben opgemaakt.” Dat was meer dan een leerzaam moment, dat was een levensles. Nooit heeft iemand mij daarna beknopter het belang van allerlei management systemen, protocollen en dienstvoorschriften weten uit te leggen.
Achteraf bezien was het niet verrassend dat het leger zijn tijd zo ver vooruit was, al was het maar in het management van het bedden opmaken. Zonder zo’n briljante bedrijfsvoering was het ons natuurlijk nooit gelukt de Russen het nakijken te geven.

Het zal ook niemand verbazen dat de krijgsmacht, naast deze praktijk gerichte uitvoeringsprotocollen, een geheel eigen methodiek had om figuren te hanteren, die wat moeite hadden met deze manier van werken. Voor dit soort onafhankelijke geesten bestond het etiket S 5, ongeschikt om te werken in een waanzinnig systeem. Wie dit onderscheidingsteken wist te verwerven mocht via de Springweg in Utrecht, waar het militair gekkenhuis was gevestigd, met een enkele reis naar huis. In hun latere leven  bleken deze uitverkorenen volstrekt ongeschikt voor elke vorm van bureaucratie, ambtenarij en andere voorbeelden van structureel geestdodend werk. Daar stond tegenover dat zij hoog scoorden bij elke variant van anarchisme, ontregeling en out of the box denken. Maar waar zij binnen de familiekring de meeste bewondering mee oogsten was de mathematische wijze waar zij een bed konden opmaken.

Kleren maken de man …

Laat ik eerlijk zijn, veel ervaring heb ik niet met bedrijfskleding. Als journalist liep je meestal in een tweed colbertje, waarvan de zakken uitscheurden onder de last van notitieblocs, pakjes sigaretten en shag. In de korte periode van mijn arbeidzame leven dat ik mij consultant mocht noemen was er geen bedrijfskleding, wel een dresscode. Zodra je voor de firma het pand verliet, had je een pak aan en een stropdas om je nek. Kort geleden heb ik pakken en stropdassen naar de kringloopwinkel gebracht. Dat was een bevrijding.

Maar goed, die bedrijfskleding dus. September 1969 was ik aan de beurt: ’s morgens met de eerste trein na 06.00 uur mocht ik mij naar het Opleidingscentrum voor de Militair Geneeskundige Dienst in Amersfoort begeven. Het was een bont gezelschap dat daar, enigszins onzeker, het kazerneterrein op wandelde. Lang zou het niet duren, want als er een ding was waar de krijgsmacht weinig mee had, dan was dat wel het individu. Het programma voor de eerste dag was er ook vooral op gericht het individu zo snel mogelijk om te bouwen tot een manschap.

Legergroen
De bedrijfskleding, of meer militair de gevechtskleding, was daarbij een belangrijk instrument. Zoals je nog steeds vaak bij bedrijfskleding ziet, was er weinig tijd en geld verknoeid aan een modieus ontwerp. De bonte pakken met tressen, goud en glitter waarmee Napoleon zijn soldaten uitrustte waren al jaren uit de mode. Zelfs leuke camouflagepatroontjes konden er in die tijd niet af. Alles was in de huisstijlkleur legergroen, een kleur waarmee je geheel op kon gaan in het landschap. Om het geheel ook voor een kleurenblinde overzichtelijk te houden was alles in die kleur, onderbroeken, zakdoeken, T-shirts, overhemden en zelfs het wc-papier.

Over de snit en draagcomfort van de verschillende onderdelen kunnen we kort zijn: het slobberde vooral. En voor het totale ontwerp gold dat het vooral om beproefde techniek ging. Voor het Nederlandse leger was de ritssluiting nog niet uitgevonden, laat staan het klittenband. Voor alles wat je dicht moest doen of moest verbinden waren er knopen en knoopsgaten.

Laagjes
Wel hadden Harer Majesteits modeontwerpers gekozen voor het laagjesconcept om de verschillende seizoenen het hoofd te bieden. Meestal liep je in het binnengevechtspak. Wanneer het frisser en natter werd dan trok je daar het buitengevechtspak over aan. En voor de nog extremere temperaturen waren er natuurlijk de inknoopbare voering voor de buitengevechtsjas, de legergroene lange onderbroek en – als nouveauté – het Pekingpak. Dat laatste was een gewatteerd pak dat geacht werd de ergste kou buiten te houden. Had je jezelf in al die kledingstukken gehesen dan zag je eruit als het legergroene broertje van het Michelinmannetje en was je net zo beweeglijk als een mummie. En voor de liefhebbers van cijfers en statistieken, je had dan meer dan 100 knopen aan je kleding.

Toch had deze bedrijfskleding ook voordelen. Je zag er bijvoorbeeld weinig vuil op. Het waren vooral geursignalen die aangaven dat het tijd was voor de stomerij. Je hoefde je ook geen zorgen te maken over de vouw in je broek. Het pak slobberde zo aan alle kanten dat je er altijd uitzag als een voddenbaal. En het grootste voordeel: het uniform verbroederde. Ontegenzeglijk zat je bij dezelfde club en waren al je zorgen en vreugdes collectief. Dat was het waarschijnlijk ook dat je de hele week uitkeek naar de vrijdagmiddag wanneer je je weer naar eigen smaak kon kleden. Niet voor niets is de uitdrukking kleren maken de man…