Geboren als democraat in hart en nieren, bekruipt mij elke vier jaar het gevoel dat er toch wat valt te zeggen voor een tweepartijenstelsel. De verkiezingstijd is niet mijn meest favoriete jaargetijde. Het komt misschien wel door de Nederlandse folklore die coalitievorming heet. Wat je ook stemt, je weet niet wat je krijgt. Ben je na vergelijking van de diverse onleesbare verkiezingsprogramma’s tot een, in jouw ogen verantwoorde keus gekomen, zodra je in het stemhokje je favoriete vakje hebt roodgekleurd ben je elke controle kwijt.
Wat de diverse partijen ook uitdragen aan idealen, harde eisen en wat dies meer zij, dat is allemaal vergeten op het moment dat de stoelendans om het regeringspluche begint. Met de wildgroei in partijen, partijtjes en zelfhulpgroepen voor politiek malloten, is het alleen maar onoverzichtelijker geworden. Eén ding is zeker, in de onderhandelingen speelt landsbelang of kiezersbelang geen enkele rol. Eigen belang en machtsgeilheid zijn de enige factoren die tellen.
Wat dat betreft is het misschien nog het verstandigst je stem te gunnen aan één van die splinters van politiek gestoorden. Je weet dat je je stem verkloot hebt maar je hebt ook de zekerheid dat je niet hebt meegewerkt aan de zoveelste onwenselijke coalitie.